Loopschuit, v. (-en), LOOPSTER, v. (-s), vrouw of (meisje) die (dat) veel van loopen houdt; manziek meisje.
*...STAG, v. (-s), (zeew.) looptouw.
*...STER, v. (-s), zij die loopt; zie LOOPSCHUIT.
*...STOK, m. (-ken), deel van eenen haspel.
*...STRIJD, m. (-en), wedloop.
*...TOUW, o. (-en), (zeew.) touw om er op te klimmen.
*...VELD, o. (-en), loopplaats.
*...WAGEN, m. (-s), waarin een kind leert loopen.