Kunst, ↑ Konst, v. (-en), vaardigheid tot het verrigten van iets; handigheid; kunst (in tegenstelling van wetenschap); de werktuigelijke -en, (b.v. het ivoordraaijen enz.); de vrije -en, (b.v. de dichtkunst enz.); de schoone -en, (b.v. de toonkunst enz.); de beeldende -en, (b.v. de schilderkunst enz.); de vormende -, deel der beeldhouwkunst dat bestaat in het vormen van voorwerpen in pleister of gips; de zwarte kunst, geestenbezwering; (ook) zek. wijze van plaatsnijden; het is geene - dit te doen, dit is niet moeijelijk; (spr.) hebben is hebben, krijgen is de -, men vraagt maar zelden naar den oorsprong van het bezit; werken van -, (tegenstelling van werken der natuur); goochelaars-en, kunsttoeren; kunstjes; honden-, (verrigt door afgerigte honden).
*-ARM, m.,
*-BEEN, o. (-en), arm of been van hout of metaal vervaardigd, ter vervanging van het ontbrekende natuurlijk ligchaamsdeel.
*-AZIJN, m. gmv. azijn uit kruiden gestookt of getrokken.
*-BEOORDEELING, v. (-en), oordeel geveld over werken der schoone kunsten.
*-BESCHOUWING, v. (-en), vertooning van kunstwerken (inz. platen) aan eene vergadering of aan genoodigden, enz.
*-BEWERKING, v. (-en), wat door middel der kunst geschiedt; (heelk.) operatie.
*-BEWOORDING, v. (-en), technische uitdrukking, - term.
*-BLOEMEN, v. mv. bloemen vervaardigd van papier, was enz.
*-DRAAIJER, (B. ...IER), m. (-s).
*-DRIFT, v. gmv. natuurlijke aandrift voor kunst.
*-EBOEK, o. (-en), goochelboek.
*-ELIJK, bijw. met kunst (bearbeid, gedaan).
*-ELOOS, bn. (-er, -st), zonder kunst; eenvoudig, naïf.
*-ENAAR, m. (-s, ...aren), kunstig werkman; kunstbeoefenaar; (ook) die bedreven is in zijn vak.
*-ENARIJ, v. (-en), behendigheid; (fig.) list, boosheid, kuiperij.
*-ENMAKER, m. (-s).
*-GALERIJ, v. (-en), verzameling van schilderijen.
*-GEBIT, o. gmv. valsche tanden.
*-GENOOT, m. (en), die met een ander dezelfde kunst uitoefent. -SCHAP, o. (-pen), vereeniging wier leden de schoone of beeldende kunsten beoefenen.
*-GEVOEL, o. gmv. smaak.
*-GREEP, v. (...epen), vaardigheid, handgreep; (fig.) list, streek.
*-HANDEL, m. gmv., -AAR, m. (-s), handel-, handelaar in voorwerpen van kunst en smaak.
*-IG, bn. en bijw. (-er, -st), -LIJK, bijw. met kunst verrigt; bedreven; nagemaakt, de natuur nagebootst.
*-JE, (B. -N), o. (-s), kleine kunst; goocheltoer; - met de kaart enz.
*-IJS, o. ververschingsijs (door banketbakkers bereid).
*-KABINET, o. (-ten), verzameling van schilderijen enz.
*-KAMER, v. (-s), kamer waar voorwerpen van kunst bewaard worden.
*-KENNER, m. (-s).
*-KENNIS, v. gmv.
*-KOFFIJ, v. gmv. geen echte koffij.
*-KOOPER, m. (-s), handelaar in voorwerpen van kunst.
*-KOUDE, v. koude voortgebragt door het kunstmatig onttrekken van de warmte.
*-LIEFDE, v. gmv.
*-LIEVEND, bn. (-er, -st), de kunst bevorderend. -HEID, v. gmv.
*-MAAT, v. (...aten), (dansk.).
*-MAGNEET, v.
*-MATIG, bn. en bijw. (-er, -st), overeenkomstig de (regelen der) kunst; (fig.) onnatuurlijk, gedwongen.
*-MIDDEL, o. (-en).
*-MINNAAR, m. (...aren).
*-MUSKUS, m.
*-PRENT, v. (-en), plaat, koperplaat.
*-REDENAAR, m. (-s), redekundige.
*-REGEL, m. (-s), voorschrift der kunst.
*-RIJDER, m.,
*-RIJDSTER, v. (-s), paardrijder of rijdster in eenen circus.
*-SCHOOL, v. (...olen), polytechnische school.
*-STUK, o. (-ken), iets dat met kunst volbragt of uitmuntend bewerkt is.
*-TAAL, v. gmv. technische taal.
*-TANDEN, m. mv. valsche tanden.
*-VLIJT, v. gmv. nijverheid.
*-VUUR,
*-VUURWERK, o. (-en). -ER, -MAKER, m. (-s).
*-WERK, o. (-en).
*-WERKTUIG, o. (-en), machine, toestel.
*-WOORD, o. (-en), technische term. -ENBOEK, o. (-en), technologisch woordenboek.
*-ZWEER, v. (...eren), fontanel, fistelzweer.