Gepubliceerd op 04-08-2020

Kerkfeest

betekenis & definitie

Kerkfeest, o. (-en).

*-DAG, m. (-en), algemeene feestdag.
*...GANG, m. (-en), den eersten - houden, na eene kraam of ziekte. -ER, m. ...STER, v. (-s), kerkbezoeker, -bezoekster.
*...GEBED, o. (-en).
*...GEBOD, o. (-en), de, -en laten gaan, onder de -en staan (alvorens een huwelijk te kunnen sluiten).
*...GEBRUIK, o. (-en).
*...GELOFTE, v. (-n), verbindtenis tot het priesterambt.
*...GENOOT, m. en v. (-en), geloofsgenoot.
*...GEWELF, o. (...ven).
*...GEWIJDE, m. en v. (-n), priester, -es.
*...GEWOONTE, v. (-n), ritus.
*...GEZAG, o. gmv.
*...GEZANG, o. (-en).
*...GEZIND, bn. -HEID, v. liefde tot de kerk; (ook) geloofsbelijdenis.
*...GLAS, o. (...zen).
*...GOED, o. (-eren).
*...HEER, m. (-en).
*...HERVORMER, m. (-s).
*...HERVORMING, v. (-en).
*...HOF, o. (...ven), begraafplaats, godsakker. -SBLOEMEN, v. mv. (fig.) witte haren.
*...KLOK, v. (-ken).
*...KOEPEL, m. (-s).
*...KROON, v. (-en).
*...LEER, v. gmv. godsdienstleer. -AAR, m. (-s), predikant.
*...LICHT, o. (-en), (r.k.) altaarkaars; (fig.) uitstekend godgeleerde.
*...MEESTER, m. (-s), bestuurder -, opzigter eener kerk; (isr.) parnassijn.
*...MIS, v. (-sen), wijdingsmis eener kerk; (verbasterd KERMIS).
*...MUZIJK,
*...MUZIEK, v. gmv.
*...PATROON, m. (...onen),
*...PATRONES, v. (-sen), beschermheilige-, stichter-, stichtster eener kerk.
*...PILAAR, m. (...aren), zuil eener kerk; (fig.) zuil -, voorstander der kerk.
*...PLEGTIGHEID, v (...heden).
*...PORTAAL, o. (...alen).
*...REGEL, m. (-s).
*...REGERING, v. (-en). *..ROOF, m. gmv. berooving eener kerk, diefstal van kerksieraden.
*...ROOVER, m. (-s).
*...SCHENDER, m. (-s),
*...SCHENDSTER, v. (-s).
*...SCHENDERIJ, v. (-en).
*...SCHENNIS, v. gmv.
*...SCHEURING, v. (-en), oneenigheid in de kerk.
*...SIERAAD, o. (...aden).
*...STIJL, m. gmv. kanselstijl.
*...STOEL, m. (-en). -TJE, (B. -N), o. (-s).
*...STOOF, v. (...oven), voetwarmer.
*...SLOT, o. (-en).
*...SLEUTEL, m. (-s).
*...STRAF, v. (-fen), straf door de (r.k.) geestelijkheid opgelegd.
*...TIJD, m. (-en), tijd der kerkdienst.
*...TOREN, m. (-s). -SPITS, v. (-en).
*...UIL, m. (-en), nachtuil. *-, m. en v. (fig.) femelaar, kwezel.
*...VAAN, v. (...anen), -DEL, o. (-s). -DRAGER, m. (-s).
*...VADER, m. (-s, -en), die in de eerste eeuwen des christendoms door godsvrucht en wijze leering zich heeft onderscheiden; kerkvoogd.
*...VENSTER, o. (-s).
*...VERGADERING, v. (-en), bijeenkomst der geestelijken (inz. van bisschoppen enz.), concilium.
*...VOOGD, m. (-en), hooggeplaatst geestelijke; (ook) kerkbestuurder; kerkmeester. -IJ, v. (-en), gezag over de kerk.
*...WEG, m. (-en).
*...WERK, o. (bouwk.) groot balkwerk.
*...WET, v. (ten), kanonieke wet.
*...WETTIG, bn. en bijw. (-er, -st), volgens de wet der (r.k.) kerk; kanonisch. -HEID, v. gmv.
*...WIJDING, v. (-en), inwijding eener kerk.
*...ZANG, m. (-en).

< >