Gepubliceerd op 04-08-2020

Inzout

betekenis & definitie

Inzout, bn. zeer zout.

*-EN, bw. gel. in het zout leggen; vleesch -, visch -.
*-ER, m. (-s).
*-ING, v.
*-STER, v. (-s).
*...ZUIGEN, bw. ong. zuigende intrekken, door zuigen inkrijgen; de spons zuigt het water in, neemt het water in zich op; (fig.) doortrokken zijn van, hij heeft deze begrippen daar ingezogen, dit heb ik met de moedermelk ingezogen.
*...ZUIGING, v.
*...ZUIPEN, bw. ong. zuipende inzwelgen, inslurpen.
*...ZULTEN, bw. gel. in zout of zuur inleggen, pekelen.
*...ZULTING, v.
*...ZWACHTELEN, bw. gel. in eenen zwachtel (langen band) wikkelen.
*...ZWACHTELING, v. (-en).
*...ZWART, bn. zeer zwart.
*...ZWELGEN, bw. ong. naar binnen -, in de keel brengen, gulzig eten of drinken; inslikken, verslinden.
*...ZWELGER, (-s).
*...ZWELGING, v.
*...ZWELGSTER, v. (-s).
*...ZWEMMEN, ow. bw. ong. zwemmende inkomen, - inhalen.
*...ZWEREN, (B. ...EEREN) ow. ong. door zweren invreten; etteren (van eene wond).
*...ZWEVEN, ow. gel. zwevende in- of binnenkomen.
*...ZWIEREN, ow. gel. zwierende -, waggelende inkomen.

< >