Eeuw, v. (-en), tijdvak van honderd jaren; tijdvak in de geschiedenis beroemd door de regering van groote vorsten, b.v. de - van Augustus, de - van Lodewijk XIV; de gouden -, (fab.) tijd van Saturnus en Astrea; (fig.) beroemdste tijdvak in de geschiedenis van een land.
*-FEEST, o. (-en), feest ter viering van het honderdjarig bestaan van iets.
*-IG, bn. eigenschap van het Opperwezen; de Eeuwige, die begin noch einde heeft. -, bn. en bijw.,
*-IGLIJK, bijw. altoosdurende, geen einde nemende, bestendig, duurzaam.
*-IGDUREND, bn. en bijw.
*-IGHEID, v. gmv.
*-SPEL, o. (-en).
*-ZANG, m. (-en), gedicht ter viering van een eeuwfeest.