Gepubliceerd op 04-08-2020

Druivenbloed

betekenis & definitie

Druivenbloed, o. gmv. wijn.

*...BOOM, m. (-en), westindische boom.
*...CONFITUUR, v. (...uren),
*...GELEI, o. (-jen), gesuikerde druiven.
*...DRAGER, m. (-s),
*...DRAAGSTER, v. (-s), werker -, werkster bij den wijnoogst.
*...KORF, m. (...ven), korf der wijnoogsters.
*...KORREL, m. (-s).
*...PIT, v. (-ten).
*...LEZING, v.
*...OOGST, m. gmv. wijnoogst.
*...PERS, v. (-en), wijnpers. -ER, m. (-s). -STER, v. (-s).
*...PLUK, m. gmv. -KER, m. (-s). -STER, v. (-s).
*...RANK, m. (-en), wijnrank.
*...SAP, o. gmv. (dicht.) wijn.
*...SCHIL, v. (-len).
*...STEEL, m. (...elen), steel van eene druiventros.
*...SUIKER, v. gmv. eene suikersoort in zoete vruchten.
*...TRAPPER,
*...TREDER, m. (-s),
*...TRAPSTER,
*...TREEDSTER, v. (-s), die met de voeten de druiven perst in de kuip.
*...TROS, v. (-sen), rist druiven.
*...VOCHT, o. gmv.
*...ZIEKTE, v. oïdium, zekere ziekte (soms) in de druiven heerschende.
*...ZUUR, o. gmv. zeker zuur in het druivensap.

< >