† Convenable, bn. (-r, -st), geschikt, passend, voegzaam, betamend.
*...NIENTIE,
*...NANCE, v. overeenkomst, gepastheid.
*...NIËREN, ow. gel. (ik conveniëerde, heb geconveniëerd), overeenkomen; aanstaan, passen, gelegen komen; betamen; welvoegelijk zijn.