Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 06-07-2020

Spiraculum

betekenis & definitie

Opening in het lichaam van een dier die toegang geeft tot een inwendig ademhalingsstelsel

Het woord spiraculum betekent letterlijk “luchtgat”; het wordt gebruikt voor allerlei openingen die wel een vergelijkbare functie hebben maar niet evolutionair homoloog zijn.

Het spiraculum van haaien, roggen en steuren ligt achter het oog en geeft toegang tot de keelholte. Het is afgeleid van de eerste kieuwspleet van de oervissen. In de embryonale ontwikkeling vormt de keelholte aan de zijkant een serie zakjes die uitgroeien en naar buiten openen. De voorste daarvan vormt bij kraakbeenvissen het spiraculum maar is bij andere vissen verloren gegaan. Haaien en roggen gebruiken het spiraculum om water binnen te laten dat vervolgens langs de kieuwen naar buiten geperst wordt (bij andere vissen wordt het water aangezogen via de mond). Het spiraculum van de kraakbeenvissen is homoloog met de buis van Eustachius van de zoogdieren. Deze groeit ook vanuit de keelholte, maar opent niet naar buiten en eindigt in het middenoor.

De term spiraculum wordt ook gebruikt voor het spuitgat van walvissen en dolfijnen. Dit is feitelijk de neusopening die van voren naar boven verplaatst is. In biologische zin is dit dus een heel andere opening dan het spiraculum van de haaien. Bovendien passeert hier geen water maar lucht met waterdamp.

Tenslotte wordt de term spiraculum gebruikt voor de uitwendige openingen van het tracheeënsysteem van insecten en andere geleedpotige dieren. De tracheeën vormen een vertakt buizensysteem dat lucht geleidt naar sterk zuurstofbehoeftige organen zoals de vliegspieren. In de thoraxsegmenten van insecten zijn de spiracula vaak goed zichtbaar. Het tracheeënsysteem wordt geventileerd door bewegingen van het lichaam.