Verzamelnaam voor allerlei eencellige en meercellige eukaryotische organismen die geen plant, dier of schimmel zijn
De benaming Protista past slecht in de moderne fylogenie van de Eukaryota omdat het een polyfyletische groep is. Het gaat om zeer uiteenlopende vertegenwoordigers uit alle vijf hoofdlijnen van de Eukaryota, zowel eencelligen als meercellige organismen, met of zonder celwand, met of zonder chloroplast, autotroof of heterotroof en zich voortbewegend met flagellen, ciliën of pseudopodia. Er zijn vormen bij die vroeger als “dieren” beschouwd werden (ciliaten, flagellaten), als "planten" (Euglena’s, bruinwieren) en als "schimmels" (slijmzwammen, oömyceten). Geen van deze groepen is echter dier, plant of schimmel.
De vijf hoofdlijnen van de Eukaryota zijn: Unikonta, Rhizaria, Excavata, Archaeplastida en Chromalveolata. Bij de Unikonta, waartoe ook de dieren en de schimmels behoren, vinden we verschillende protistengroepen zoals slijmzwammen, amoeben en Choanoflagellata. De Rhizaria bestaan volledig uit protisten, o.a. de foraminiferen en radiolariën (“stralendiertjes”). Bij de Excavata treffen we veel eencellige parasieten aan, o.a. in de groepen Kinetoplastida, Parabasalia en Diplomonadina, maar ook de groene Euglenophyceae (“oogwieren”). Archaeplastida omvat de groepen die als “plant” beschouwd kunnen worden zoals roodwieren, groenwieren, kranswieren en hogere planten. Vaak wordt de benaming “plant” echter voorbehouden aan de laatste groep. Tenslotte treffen we in de Chromalveolata nog een groot aantal protistengroepen aan zoals Oömycota, diatomeeën, bruinwieren, ciliaten, dinoflagellaten en de parasitaire groep Apicomplexa.
Ondanks de enorme evolutionaire diversiteit hebben de protisten gemeen dat veel vertegenwoordigers microscopische waarneming vereisen. Protistologie is de studie van protisten; algologie is de studie van groene protisten. Daarnaast wordt soms nog de nu achterhaalde term Protozoa gebruikt voor de “dierlijke” vertegenwoordigers van de protisten.