Vissen; grote groep mariene en aquatische gewervelde dieren, met kaken, kieuwen en een geschubde huid
Vissen zijn een zeer succesvolle diergroep die alle kenmerken van het bouwplan van de gewervelde dieren laat zien: wervelkolom, ventraal gelegen hart, goed ontwikkeld coeloom, segmentaal aangelegde spierblokken (somieten), postanale staart. De vissen zijn de eerste kaakdieren (Gnathostomata: vissen en viervoeters). De kaken die de Agnatha nog niet hadden zijn gevormd uit de voorste kieuwboog. De overige kieuwbogen werden gebruikt om de kieuwen aan op te hangen. De oorspronkelijke functie van de kieuwkorf (filtratievoeding) is verloren gegaan.
Een kenmerk dat de vissen onderscheidt is de geschubde huid. De vissenschubben zijn anders dan die van reptielen; ze worden gevormd door de hele huid (niet alleen de opperhuid) en zijn vaak verkalkt.
Binnen de Pisces zijn twee hoofdlijnen te onderscheiden: kraakbeenvissen (Chondrichthyes) en beenvissen (Osteichthyes). Alle kraakbeenvissen hebben een skelet van kraakbeen maar kraakbeen komt ook voor bij sommige beenvissen (de steuren). Tot de kraakbeenvissen behoren draakvissen, roggen en haaien.
Bij de beenvissen onderscheiden we straalvinnige vissen (Actinopterygii) en vleesvinnige vissen (Sarcopterygii). De laatste groep heeft spieren in de vinnen en vaak ook een aantal botjes. Dit hebben de straalvinnige vissen niet; zij bewegen de vinnen met spieren in het lichaam. De straalvinnige vissen vertegenwoordigen verreweg het grootste aantal soorten. Heel veel bekende vissoorten behoren ertoe (karperachtigen, zalmachtigen, kabeljauwachtigen, platvissen, baarzen, enz.). Bij de evolutie van de moderne vissen (Teleostei) heeft een genoomduplicatie plaatsgevonden die waarschijnlijk sterk heeft bijgedragen aan hun enorme radiatie.
De Sarcopterygii zijn qua soorten een onbetekenende groep maar hieruit is wel de voorloper van de Tetrapoda geëvolueerd (zie het lemma Sarcopterygii).