Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 29-09-2019

Oölogie

betekenis & definitie

Eikunde; studie van eieren, hun kleur, vorm en grootte, van oudsher ten behoeve van verzamelingen, maar ook voor vraagstellingen in de ontwikkelingsbiologie en evolutiebiologie

Vroeger werden vogeleieren vaak verzameld en in een kabinet tentoongesteld. De eieren van zeekoeten aan de Engelse kust, die zeer variabel zijn qua kleur en vorm waren met name in trek. Speciale klimmers daalden aan touwen de steile kliffen af om de eieren te rapen, een traditie die populair was tot in de twintigste eeuw.

De ovale vorm van een vogelei kan gekwantificeerd worden met twee assen: asymmetrie (één kant puntiger dan de andere kant) en ellipticiteit (langer dan breed). Een overzicht van 1400 vogeleieren gepubliceerd in 2017 heeft laten zien dat alle combinaties van deze twee assen voorkomen in een continu variërend patroon, echter sterke asymmetrie gecombineerd met bolvorm is relatief zeldzaam.

Is de vorm van een ei een aanpassing en zo ja, aan welke selecterende factor? Vaak wordt gesteld dat ronde eieren gunstig zijn in grote legsels omdat die met elkaar minder ruimte innemen bij het broeden. Ook is gesteld dat bij vogels die nestelen op steile rotskusten een conisch ei voordelig is omdat zo’n ei bij wegrollen eerder in het nest blijft dan een rond ei. Toch zijn deze veronderstellingen in experimenteel onderzoek niet bevestigd.

De conclusie is dat aan de vorm van een ei nauwelijks selectieve betekenis toegekend kan worden. De vorm is eerder een consequentie van ontwikkelingsbeperkingen in het lichaam van de moeder. Ellipticiteit en asymmetrie hangen het sterkste samen met de manier van vliegen: goede vliegers hebben een smal bekken dat elliptische eieren geeft die om een maximaal eivolume te halen ook asymmetrisch kunnen zijn.