Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 14-07-2020

Nier

betekenis & definitie

Inwendig orgaan dat de samenstelling en het volume van het bloedplasma of andere extracellulaire vloeistoffen reguleert door middel van excretie van opgeloste stoffen en water

De organen die de nierfunctie van een dier uitvoeren zijn morfologisch sterk uiteenlopend en niet homoloog met elkaar. Een gemeenschappelijk organisatieprincipe is dat nieren bestaan uit buisjes (nephronen of nephridia) die water en opgeloste stoffen uit de lichaamsvloeistof of het bloed verzamelen en de uitscheidingsproducten met water afvoeren via een kanaal dat hetzij direct, hetzij via een verzamelbuis of blaas naar buiten afvoert. De nierfunctie is essentieel voor de handhaving van de osmotische waarde van de lichaamsvloeistof en de uitscheiding van stikstofhoudende eindproducten van de eiwitstofwisseling.

Bij kreeften liggen de nieren in de kop en opent het nephridium vlak onder de antenne. De nier wordt ook wel antenneklier genoemd. Bij insecten wordt de nierfunctie uitgevoerd door de buisjes van Malpighi, een systeem van kanalen die afvoeren naar het darmkanaal. Bij weekdieren zijn de nieren geassocieerd met het hart; ze ontvangen vloeistof vanuit de coeloomruimte om het hart (het pericard) en voeren af naar de mantelholte. Bij wormen zijn de nieren per segment aanwezig en heeft elk nephridium een opening naar buiten (nephroporus).

De nieren van gewervelde dieren zijn wel homoloog met elkaar, al zijn er in de loop van de evolutie grote veranderingen opgetreden in zowel vorm als functie. Bij vissen zijn de nieren langgerekte organen die zich dorsaal over de hele lengte van het lichaam uitstrekken. Gaande naar de zoogdieren wordt de nier steeds compacter en komt in de buikholte te liggen. Het menselijk embryo heeft drie opeenvolgende niersystemen, pronephros, mesonephros en metanephros. De metanephros is de uiteindelijke nier.