Lengte van het scheenbeen relatief ten opzichte van het dijbeen
De index, meestal als percentage uitgedrukt, bedraagt bij de mens ongeveer 80%: de tibia is gemiddeld 20% korter dan het femur. Er is een lichte seksuele dimorfie: de index is bij de vrouw iets kleiner dan bij de man. De precieze waarden variëren nogal per publicatie. Het maakt kennelijk erg uit hoe je de meting precies doet (grootste lengte van de beenderen, lengte tussen gedefinieerde herkenningspunten op het been, of lengte gemeten via Röntgenfoto’s).
Voor de evolutie is interessant dat de index lager is bij volkeren die leven in een koud klimaat en hoger bij mensen uit de tropen. Metingen van de crurale index zijn in overeenstemming met de regel van Allen, een ecogeografische wetmatigheid die stelt dat in een koud klimaat het lichaamsoppervlak ten opzichte van het lichaamsvolume kleiner is dan in een warm klimaat. Beperking van het lichaamsoppervlak kan bereikt worden door kortere extremiteiten en een gedrongen lichaamsbouw. Dit zou evolutionaire voordelen hebben in de warmtehuishouding; het verlies van warmte gaat via het oppervlak terwijl het opwekken van warmte door middel van metabolisme recht evenredig is met het volume; daarom is een lage index gunstig in een koud klimaat.
De crurale index van neanderthalerfossielen vertoont waarden die nog lager zijn dan die van de huidige volkeren van arctische streken (bijvoorbeeld de Koniag). Daarmee is aannemelijk te maken dat neanderthalers echte koude-aangepaste mensen waren.
De index werd in 1933 geïntroduceerd door de Amerikaanse zoöloog Charles Davenport (1866-1944), een fervent voorstander van eugenetica, die bekend stond om zijn racistische denkbeelden.