Elementen van de wervelkolom in de halsregio die geen ribben dragen en waarvan de voorste articuleert met de schedel
Bij alle zoogdieren bevat de wervelkolom zeven halswervels, genummerd C1 t.m. C7. De voorste (bovenste) wervel, de atlas, is afwijkend van vorm; hij heeft geen wervellichaam. Deze wervel is genoemd naar Atlas uit de Griekse mythologie, een van de Titanen die door oppergod Zeus veroordeeld werd om het hemelgewelf te dragen. De atlas heeft twee gewrichtsvlakken waarin de achterhoofdsknobbels (condyles occipitales) van de schedel scharnieren. De beweging van dit gewricht maakt het jaknikken mogelijk. De atlas heeft ook een uitsparing waarin een knobbel (dens) van de tweede wervel, de draaier of axis, in past. De beweging tussen atlas en draaier maakt het neeschudden mogelijk.
Wervels C3 t.m. C7 zijn min of meer aan elkaar gelijk, maar C7 heeft een relatief lang doornuitsteeksel. De grootte van de doornuitsteeksels en hun hoek ten opzichte van de wervelkolom houden bij zoogdieren verband met de spieraanhechting en de houding van het dier. Grote cervicale doornuitsteeksels duiden op zware nekspieren en een horizontale houding van de kop.
Dat het aantal nekwervels zo constant is (ook de giraf heeft zeven halswervels) duidt op sterke stabiliserende selectie. Bij de mens wordt soms een kind geboren met ribben aan de zevende wervel. Dit blijkt sterk gecorreleerd te zijn met doodgeboortes en kanker. Vermoed wordt dat een verkeerde afregeling van de Hox-genen die de identiteit van de halssegmenten vastleggen sterke negatief-pleiotrope effecten heeft op andere ontwikkelingsprocessen. Zoogdieren zijn gevoeliger voor kanker dan reptielen, wat de reden zou zijn waarom de variatie in het aantal halswervels bij zoogdieren helemaal verdwenen is.