Vogels; groep eierleggende warmbloedige gewervelde dieren met vleugels en veren
Vogels zijn onmiskenbaar een aparte groep binnen de Vertebrata met vele apomorfe kenmerken. De veren van vogels zijn homoloog met de schubben van reptielen. Ze bestaan uit een fijn systeem van in elkaar hakende asjes zodat de veer met heel weinig gewicht toch een aanzienlijk oppervlak heeft.
In de voorpoot (vleugel) zijn carpus en metacarpus versmolten tot carpometacarpus en de hand heeft drie falanxen. In de poot zijn tibia en tarsus versmolten tot tibiotarsus. Andere kenmerken zijn de sternale kam (voor aanhechting van de vliegspieren) en de eenrichtingsventilatie van de long, in combinatie met luchtzakken. Vogels zijn endotherm.
De vogels ontstonden in het late Jura, maar ondergingen pas een radiatie 50 Ma BP, na de K-Pg-grens. Alle levende vogels samen vormen de Neornithes. Daarnaast worden nog tien uitgestorven zustersoorten tot de vogels gerekend, o.a. de oervogel Archaeopteryx. Deze grotere groep heet Avialae. De Avialae stammen af van vogelachtige dinosauriërs, Maniraptora, die weer afstammen van Theropoda. Van deze dino’s zijn veel fossielen gevonden die duidelijk veren hebben, maar niet konden vliegen. De veren moeten aanvankelijk een ander doel gediend hebben; mogelijk vergrootten ze de aantrekkelijkheid voor het andere geslacht (seksuele selectie).
De DNA-gebaseerde fylogenieën van vogels laten veel verassingen zien (bijv. zangvogels zijn verwant aan papagaaien en valken). Er is nauwelijks een correlatie met de geografische verspreiding. De eerste afsplitsing van de Neornithes bestaat uit loopvogels (struisvogel, casuaris, rhea, e.d.); inclusief de tinamoes is dit een monofyletische groep. Het verlies van vliegvermogen is al opgetreden voordat de loopvogels zich verspreidden over de verschillende continenten. Het voorkomen van niet-vliegende vogels op de diverse continenten is dus geen illustratie van convergente of parallelle evolutie, zoals vaak gedacht is.