Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 20-06-2017

Zwerfjongere

betekenis & definitie

Zwerfjongere - jonge dakloze.

Peter is wat in het welzijnswerk een zwerfjongere wordt genoemd. In de thuislozenzorg (zo heet dat) wordt de laatste jaren een toename gesignaleerd van jongens en meisjes tussen de twaalf en twintig jaar, zonder vaste woon- of verblijfplaats. Hun aantal wordt momenteel geschat op ruim 25 duizend. Daarvan wordt een kwart gerekend tot de echte zwervers. Ze hangen rond op metrostations, slapen in parkeergarages of in kelders, zijn verslaafd en/of prostitueren zich. Als ze geluk hebben, kunnen ze af en toe een nacht terecht bij vrienden, of in een sleep-in of kraakpand. de Volkskrant, 14-02-87

De hoofdstad oefent op zwerfjongeren een bijzondere aantrekkingskracht uit. NRC Handelsblad, 26-09-87

Gewild bij de media, maar opgegeven door de samenleving: zwerfjongeren. Elsevier, 20-01-90

Alleen, huisvrouwen opgepast! Want volgens agent Bouwmeester wil een passerende zwerfjongere nog wel eens een spijkerbroek van de lijn jatten. HP/De Tijd, 15-06-97

Op het platteland lijkt het of zwervende jongeren niet bestaan. In het onderzoek ‘Dicht bij huis’, dat Ineke Glissenaar in 1993 en 1994 uitvoerde voor de Raad van Kerken in Nederland, bleek echter dat naar schatting de helft van de stedelijke zwerfjongeren van het platteland afkomstig is. Elsevier, 28-06-97

< >