Zweetdief - pejoratieve aanduiding voor een wielrenner die een ander het werk laat doen, een profiteur. → linkeballen, wieltjesplakker.
Nog altijd Barthélemy aan het laatste wiel. Hij spaart daar krachten, ik had er zelf op kunnen komen. Hij is bang voor de volgende klim, voor iedere duw in de wind die hij hier vermijdt zal hij straks een meter later gelost worden. Als dat zo doorgaat krijgt hij nog kansen ook, de zweetdief. Tim Krabbé: De renner, 1978