Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 20-06-2017

Zotel

betekenis & definitie

Zotel - (van ziekenhuis + hotel), kliniek, gelegen in de buurt van een hotel. De kliniek huurt in het hotel bedden waarin de patiënt kan bijkomen. Sinds 1992.

Het hele Elysée-project (het veelbesproken idee om naast het hotel een privé-kliniek op te zetten en de patiënten in het hotel te laten opknappen) is overgenomen door Bouwman. In Nieuwerkerk aan den IJssel zal het eerste ‘zotel’ opengaan. Vrij Nederland, 21-03-92

Zo las ik in mijn lijfblad dat er in het kader van de bezuinigingen in onze gezondheidszorg een ziekenhuis is bedacht met hotelfaciliteiten of zo men wil een hotel met ziekenhuisfaciliteiten, een zogenaamd ‘zotel’. Driek van Wissen: Mooi is anders, 1995

Volgens CWZ-directeur Verstegen behoort een zotel (een ziekenhuishotel) tot de mogelijkheden. HP/De Tijd, 02-02-96

Patiënten die geen intensieve medische zorg meer nodig hebben, maar ook nog niet naar huis kunnen, zouden kunnen worden ondergebracht in ‘zotels’, hotels die de lichtere vormen van zorg voor hun rekening nemen. Trouw, 27-06-97

< >