Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 20-06-2017

Zoemhoek

betekenis & definitie

Zoemhoek - hoek in een klaslokaal waar leerlingen aan een bepaald project kunnen werken. Hier heerst geen studieuze stilte, maar gezoem, geroezemoes. Het woord komt wellicht uit het vergader jargon van de jaren zestig, waar men schertsend spreekt van een zoemsessie: een korte onderbreking van een zitting waarbij de aanwezigen met elkaar onderling kunnen overleggen; meer algemeen ook voor een korte pauze. De term zoemsessie werd al opgenomen in het Winkler Prins-jaarboek 1969 (Nieuwe Woorden).

In het rapport wordt meeslepend geschreven over het moderne schoolgebouw, met lokalen voor klassikaal onderwijs, stiltehoeken voor huiswerkmakers en ‘zoemhoeken’ voor leerlingen die in groepjes aan een project werken. de Volkskrant, 26-08-89

< >