Verjubelen - informeel voor ‘verbrassen, opmaken (van overheidsgelden)’. Term in het begin van de jaren tachtig gelanceerd door Onno Ruding. De meeste woordenboeken maken er eigenaardig genoeg geen melding van.
Nu hebben wij gezegd: ga dat bedrag nou niet verjubelen, ja? Haagse Post, 18-10-86
Hij verweet de regeringspartijen ‘potverteren’, ‘verjubelen’ (een fraaie bijdrage van Ruding aan het politieke taalgebruik) en ‘biefstuk-liberalisme’ in verband met de belastingverlaging. de Volkskrant, 12-11-88
Er is nooit zoveel geld verjubeld als juist onder christen-democratische en liberale coalities. Trouw, 17-08-91
Vroeger heette het ‘potverteren’ en ‘verjubelen’ - en ging het over het financieringstekort. de Volkskrant, 23-07-93
De laatste jaren is veel te doen geweest over wat mag en wat niet mag in de nieuwe situatie. Niet mag: het geld van de corporatie verjubelen via domme beleggingen. Elsevier, 29-03-97