Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 20-06-2017

Toko

betekenis & definitie

Toko - (Mal. ‘winkel’), informeel voor ‘café, tent; zaak, bedrijf’.

Hoe die Vlaamse guppen daar in die Antwerpse tokoos bij mekaar zitten. Kees van Kooten in Humo, 02-07-91

Ik heb het drukkerdedruk met me eige toko... Nieuwe Revu, 07-07-92

De Philipsmensen waren gewend voor de eigen toko te werken. Elsevier, 27-06-94

Een van onze favoriete supermarkten is de Chinese toko die gevestigd is op de hoek van de Kloveniersburgwal en Sint Antoniesbreestraat. HP/De Tijd, 06-09-96

Nadat een halfjaar geleden de grote financiële man met een knallende ruzie de toko had verlaten, heeft onlangs een prominente publiciteitsmedewerkster haar biezen gepakt... Oor, 22-07-97

Hij begon een eigen tokootje in computers. Trouw, 02-07-97

< >