Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 14-06-2017

Kwak

betekenis & definitie

Kwak - onopvallende heupslag, door een wielrenner uitgedeeld aan een concurrent, en dit in volle spurt. Degene die zich hieraan vaak bezondigt, is een kwakker; ook als werkwoord: kwakken.

Planckaert trok de spurt aan voor zijn ploegmaat, maar die was zo zegezeker dat Bontempi middels enkele flinke kwakken alsnog met de overwinning ging lopen. De Morgen, 09-04-86

Wanneer de finish in zicht komt worden de sprinters in stelling gebracht. Via de tv-beelden is duidelijk te zien hoe de renners elkaar ‘kwakken geven’, trekken en de pas afsnijden. de Volkskrant, 24-05-86

Dus ging ik een beetje met mijn achterwiel op en neer door korte rukjes aan mijn stuur te geven. Een kwakkie noemen we dat. Nieuwe Revu, 30-06-88

De onbezonnen rambo’s onder de snelheidsduivels komen vaak handen te kort om te sturen, bedreven als ze zijn in het niet al te opzichtig uitdelen van ‘kwakjes’. Trouw, 02-07-88

< >