Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 14-06-2017

Katvanger

betekenis & definitie

Katvanger - zetbaas; stroman; handlanger van misdadigers; iemand die door een koppelbaas aan het hoofd van een besloten vennootschap wordt geplaatst om de criminele praktijken van de koppelbaas te dekken. Slang.

De eigenaar van het pand waar een en ander geschiedt, is strafbaar als hij wéét dat er in zijn pand wordt gegokt; gelegenheid geven tot illegale handelingen is namelijk ook strafbaar. Maar de eigenaar is zelden te grijpen; in zijn plaats is een zogeheten ‘katvanger’ aanwezig, die optreedt als eigenaar en hij is dus niet ‘de grote man achter de schermen’. Hij verdient echter wel veel geld met zijn bijbaan en in geval van politiebezoek ‘vangt hij de kat’. Frans Kwantes en Fred Hollinga: Géén paniek, 1983

De zaken switchen ook vaak van eigenaar, of er wordt een ‘katvanger’, een zetbaas in gezet. Het Parool, 24-02-90

Ook de truc met de katvanger werd toegepast. Leeggehaalde bedrijven werden in handen gegeven van drugsverslaafden of andere mensen op wie de fiscus nooit vat zou kunnen krijgen. De katvangers zouden over een aantal jaren de belastingdienst op hun dak krijgen, maar in feite hadden ze niets te vrezen. Want ook de belastingdienst weet dat men van deze armoedzaaiers nooit iets zou kunnen plukken. Elsevier, 27-02-93

De sociale recherche van Zwolle heeft een 31-jarige katvanger aangehouden die 186 auto’s op zijn naam had staan. De Telegraaf, 09-06-97

< >