(Eng. to groove + -n), op een intense of opwindende manier musiceren; oorspronkelijk vooral in de jazz. Ook jeugdtaal voor ‘zich amuseren; pret maken’.
De muzikanten moeten, al staan ze meters van elkaar vandaan op het podium, de zaal toch plat kunnen spelen. De band moet blijven swingen en grooven. de Volkskrant, 25-06-90
En terwijl iedereen lekker aan het olé-en gaat en aan het grooven en met bier knoeien slaat hij resoluut z’n 7up-je achterover, haalt bij de garderobe vast z’n jas en pikt vlak bij de uitgang een stukje toegift mee, zodat ze niet kunnen zeggen dat hij iets heeft gemist. Nieuwe Revu, 18-04-91
Helaas groovet de Movement in sommige tracks beduidend minder. Oor, 18-06-94
Op ‘Home’ kon je ook lekker grooven, iets waaraan een mens zo nu en dan toch ook behoefte kan hebben. Nieuwe Revu, 26-02-97