(Eng. poison pill), bepaalde constructie waarmee men een bedrijf tracht te beschermen tegen een vijandige overname, bijvoorbeeld door verkoop van activa of winstgevende dochterondernemingen aan een bevriende onderneming of bank. Aan een gifpil kun je ook sterven. De Belgische Generale Maatschappij dacht in 1988 dat Suez haar zou beschermen, maar werd tien jaar later ontmanteld door datzelfde Suez.
DSM had zich al beschermd met twee andere, zeer effectieve beschermingsconstructies, de gifpillen waren een extraatje. Vrij Nederland, 20-03-93
Vorige maand keurde de raad van commissarissen van Northwest een beschermingsconstructie goed. Die houdt in dat aandeelhouders niet meer dan 19 procent van de zeggenschap in handen mogen krijgen. Daarvóór gold een maximum percentage van 25. De enige tegenstemmers in de raad waren de drie afgevaardigden van KLM. De Nederlandse maatschappij gaat die beschermingsconstructie nu voor de rechter aanvechten. Met deze maatregel, beter bekend als ‘gifpil’, kan KLM eerder bedongen optierechten niet uitoefenen. NRC Handelsblad, 29-12-95
De overige grootaandeelhouders besloten eind 1995 onder andere tot een ‘gifpil’: niemand mag meer dan 19 procent van de aandelen in Northwest bezitten. Trouw, 17-01-97
De beide topmannen toverden zelfs een gifpil-constructie uit de hoge hoed om andere kandidaten buiten spel te zetten. Elsevier, 31-05-97