Fuck - (Eng.), bij de jeugd een uitroep van ongenoegen; krachtterm.
‘Jullie wilden er tien hé? Ik heb vanochtend bijna leeg verkocht.’ ‘Fuck,’ zegt Leon hartgrondig. Jan Stassen: Sluitertijden, 1986
Nou zie ik ’t weer. Fuck... jij was ’t. René Appel: Geronnen bloed, 1994
We kunnen zeggen: fuck, ik ga hier niet zitten wachten tot dat waterhoofd van veertigers en vijftigers vertrokken is, ik begin zelf iets. HP/De Tijd, 30-05-97
Fuck you, platte verwensing: loop naar de kloten; lazer op!
Buiten klinkt opeens een enorm geschreeuw: ‘Vuile hoer! ’ ‘Fuck You! ’ Geert Mak: De engel van Amsterdam, 1992
Na het Philips-Alessi-broodrooster geeft ook de reparatiedienst van Philips een ondubbelzinnig ‘fuck you’-signaal af. HP/De Tijd, 11-07-97
Anouk heeft natuurlijk een fuck you-houding die gabbers erg aanspreekt. Nieuwe Revu, 04-02-98
geen fuck, niets; geen zier. Informeel.
Dat jasje van jou, daar is geen fuck (!) meer aan! Vrij Nederland, 20-12-86
Misschien maak ik zo alleen maar vijanden maar dat interesseert me geen fuck. HP/De Tijd, 07-05-97
Ik zie een Siciliaan zich nog niet druk maken om Friesland. Weet-ie geen fuck van. HP/De Tijd, 04-04-97
Omdat 1 de periode mei-november de natste is en 2 er geen fuck te doen is, behalve duiken. Nieuwe Revu, 14-05-97