Flex(i)kracht, -werker, -werkster - uitzendkracht of freelancer die van tevoren niet weet wanneer en hoeveel uren hij of zij in een bepaalde periode zal werken; ook voor iemand met een tijdelijke arbeidsovereenkomst waarin het aantal uren wél is vastgelegd. → flexer.
Van herintreedsters, thuiswerksters, weduwen, bijstandsvrouwen tot en met vrouwen die het op de arbeidsmarkt met kleine afroepcontractjes moeten doen; de zogenaamde ‘flexiwerksters’. Opzij, mei 1993
In de WULBZ gaat de werkgever een jaar lang opdraaien voor zijn zieke werknemer. Zal Nederland als gevolg daarvan in de toekomst worden bevolkt door flexwerkers en kleine zelfstandigen? HP/De Tijd, 09-02-96
In de nota ‘Flexibiliteit en Zekerheid’ komt minister Melkert op voor de rechtsbescherming van zogenaamde ‘flex-krachten’. Zo zou het uitzendbureau dat na zes maanden even geen werk heeft, loon moeten door betalen. Nieuwe Revu, 06-03-96
Kinderen roepen nooit uitgelaten ‘flexwerker’ of ‘zelfstandige’ als hun wordt gevraagd wat ze later willen worden. HP/De Tijd, 03-01-97
De opmars van flex-, tele- en thuiswerkers is niet meer te stuiten. Nieuwe Revu, 07-02-97