Cowboy - bij wielrenners een pejoratieve aanduiding voor een sprinter die in de finale op een brute manier de anderen voorbijgaat; een renner die niets en niemand ontziet; een waaghals.
Van Berkel, die cowboy, die kan absoluut niet sturen en het kan hem niet schelen ook. Tim Krabbé: 43 Wielerverhalen, 1984
De Amerikanen bleken in de wielerronde van Zwitserland toch iets betere ‘cowboys’ dan de renners van de formatie-Post. NRC Handelsblad, 26-06-87
De meeste profs waren tweederangs coureurs; ‘cowboys’, die kansloos waren om voor nationale amateurselekties in aanmerking te komen en zich enkel konden onderscheiden door het bezit van een proflicentie. Wieler Revue, 27-05-88
Daardoor kon Gaul met zijn ‘cowboys’ in de vlakke ritten de koers heel moeilijk kontroleren. Wieler Revue, 10-06-88