Bijplussen - aanvullen, bijpassen: ‘geld bijplussen bij de begroting’. Politiek taalgebruik. Sinds het midden van de jaren tachtig.
Bij-plussen. Als de plussen en de minnen elkaar niet in evenwicht houden, in die zin, dat het resultaat nog altijd negatief is, wat plussen erbij zoeken om de zaak in evenwicht te brengen. Albert Hof stede: Parlementaal, 1991
Ritzen heeft natuurlijk zeven jaar een lastige tijd gehad, moest bezuinigen, maar bedacht ook steeds methodes om dat te verzachten. Hij heet niet voor niets de Pottenkoning, hij vond altijd wel een potje waaruit hij kon bijplussen. Nieuwe Revu, 02-07-97