Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 06-06-2017

Bandbreedte

betekenis & definitie

Bandbreedte - aan de afstand tussen etherfrequenties ontleende metafoor voor ‘bepaalde speelruimte’. Vooral gebruikt door politici. Sinds het begin van de jaren tachtig.

Fraai is eveneens de uitspraak van CDA-lijsttrekker Heerma: ‘De mix van elementen die geld kosten moeten bekeken worden, want de bandbreedte waarin we opereren moet optimaal zijn.’ de Volkskrant, 02-05-87

De bandbreedte van de commissie van vijf procent is aan de té royale kant. Jos Brink: Laat mij maar schuiven, 1988

... kan Alders anders binnen de hem gegeven politieke bandbreedte? De Tijd, 24-08-90

Bandbreedte. (Steeds krapper wordende) ruimte die mensen nog hebben om in hun dagelijkse noden te voorzien. Albert Hofstede: Parlementaal, 1991

De aandelen van Vedior werden vorige week geprijst in een bandbreedte van 34-37 gulden, die vervolgens werd verhoogd tot 37-40 gulden... NRC Handelsblad, 07-06-97

< >