Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 06-06-2017

Aso

betekenis & definitie

Aso - pejoratief jeugdslang voor ‘asociaal persoon’.

Aso’s zijn mensen die niet zozeer a-sociaal zijn alswel zich zo gedragen... de Volkskrant, 31-03-86

Aso’s - voetbalgasten. Leidsepleingabbertjes, herkenbaar aan een vrij korte haardracht en langere ‘matjes’ in de nek. Geert Mak: De engel van Amsterdam, 1992

‘Die aso’s moeten hard worden aangepakt,’ zegt L. van den Boogaard, voorzitter van diverse hondentrainingsclubs in Nederland. De Morgen, 30-01-97

Sinds anderhalf jaar wordt de Belg Gilles de Bilde, talentvolle spits bij PSV, in zijn vaderland neergesabeld als een aso, als een crimineeltje. Elsevier, 20-12-97

als bijvoeglijk naamwoord: asociaal.

Ook veranderde de morele houding ten opzichte van zulke buitensporige uitgaven; het werd zelfs aso gevonden om eraan mee te doen. Elsevier, 08-02-97

in samenstellingen als aso-yup ‘yuppie die zich asociaal gedraagt’. → yup(pie).

De aso-yup loopt niet meer van kroeg naar kroeg. Het Parool, 08-09-90

< >