Afschieten - iemands activiteiten frustreren; afbreken; doen mislukken, kelderen. Vooral gebruikt in de politiek. Ook figuurlijk voor ‘met de nodige luidruchtigheid openbaar maken’: een nota afschieten.
Het zijn heel eenvoudige mensen die zich gemakkelijk laten manipuleren. Met als gevolg dat de mensen die wel goed kunnen nadenken en daar blijk van geven, afgeschoten worden zodra ze voor Segers een bedreiging vormen. Haagse Post, 22-02-86
... kon niet anders dan de bedoeling hebben het plan ‘af te schieten’. de Volkskrant, 28-06-86
De fractie van Brinkman gaat in de Tweede Kamer akkoord met een voorstel, in de verwachting dat de Eerste-Kamerfractie van Kaland het wel zal afschieten. Elsevier, 25-11-91