D.w.z. men beoordeelt een ander dikwijls naar zich zelven; in ongunstigen zin gebruikt van iemand die anderen wantrouwt of slechte dingen van anderen vermoedt.
Zie mlat. estimat esse capre vicium quod scit caper in se; Huygens, Sneldichten: Soo de waerd is, soo verleent hem God sijn gasten; W. Leevend VIII, 199: Zo als de waard is, betrouwt hy zyne gasten; VI, 279: Gelyk de waard is, vertrouwt hy zyn gasten, en die erg ziet, heeft erg in 't hart; Tuinman I, 359: Gelijk de waard is, betrouwt hy zyn gasten; Sewel, 931: Zo de waard is vertrouwt hy zyne gasten, one judges of others according to his own temper. Zie verder Harreb. I, 203 b; Taalgids V, 188; Ndl. Wdb. IV, 317; II, 2255 en vgl. Antw. Idiot. 387; Joos, 135; Waasch Idiot. 196 a; Schuermans, 110: gelijk de duivel is, zoo betrouwt hij zijne gasten; bl. 369: gelijk de meester is, zoo betrouwt hij zijne gasten; fri. sa as e waerd is fortrout er syn gasten.