D.w.z. zich niet laten bedriegen, bedotten.
Bij Kiliaen lezen we: lompen, impingere, infligere, illidere, stooten, duwen, schudden; ook Mellema vertaalt lompen (syn. van lomphalsen) door buffoner, batre. Onze zegswijze zich niet laten lompen trof ik het eerst in het begin der 18de eeuw aan bij Alewijn, Besl. Swaantje, p. 16: Neen, ouwe Cees laet zich niet lompen; Halma, 323: Ik zal mij van hem niet laten lompen, jene me laisserai pas tromper de lui; zie verder fri. iklitmynetlompe; Gallée, 26: lompen, onbehoorlijk behandelen, beetnemen; laotuwnieet lompen; V.d. Water, 104: lompe, bedriegen, foppen; Houben, 106: zich niet laten lompen, zich niet laten voor den gek houden; ook: zich niet laten kennen op iets, royaal zijn (vgl. Archief III, 370); Schuermans, 347; Onze Volkstaal l, 126; Slop, 266; Peet, 147; De Arbeid, 20 Dec. 1913, p. 4 k. 2: Het bestuur dat hen door dik en dun verdedigde, laat zich ook niet lompen; hd. sich nicht Lumpen lassen, eig. sich nicht Lump schimpfen lassen, sich nobel zeigen; oostfri. ik wil mi nich fan hum lumpen laten (Ten Doornk. Koolman II, 546); Eckart, 335; Wander III, 284: sik nig lumpen laten, nicht geizig sein; Kluge, Studentenspr. 106: sich lumpen lassen, thun als wenn man arm wäre um eine Geldausgabe zu vermeiden (anno 1795). Vgl. ‘Daar helpt geen lievemoeder(en) aan’ en ‘Iemand een loer draaien’.