D.w.z. weten met welk soort menschen men te doen heeft; den aard en het karakter kennen van degenen met wie men omgaat; wat men aan iemand heeft; vgl.
Cats I, 466: Een die verkopen wil, maer één oge behoeft, want hy weet te vore wat vleysch hy in de kuyp heeft, maer die koopen wil, behoeft 'er wel hondert; II, 63: Als een man weet wat vleesch hy (aan zijne vrouw) in de kuyp heeft, zoo kan hy 'er pekel na maken; C. Wildsch. III, 83; W. Leevend V, 210; V. Janus, II, 124; 256; Harreb. I, 456 b: Hij weet wel, wat spek (of vleesch) hij in de kuip heeft; Handelsblad, 23 Sept. 1913, p. 1 k. 1 (avondbl.): Wij weten nu, na de Troonrede althans ongeveer welk vleesch wij in de kuip hebben met het nieuwe kabinet; Handelingen der Stat.-Gen. 1913-1914, p. 2827 k. 1: Wij weten sedert lang allen heel goed, welk vleesch wij met den heerTijdeman in de kuip hebben; A. Jodenh. II, 24; Nest, 31; Menschenw. 520; Het Volk, 29 Mei 1914, p. 1 k. 4: De socialisten weten zeer goed welk oud-liberaal vleesch zij met de heeren Nierstrasz en Ter Spill in de kuip hebben; 8 Juni 1914, p. 1 k. 3: Ziende welk vlees dr.
Bos in z'n concentratie-kuip had; Nw. School V, 288: Die schrijver wist van 't begin af aan welk vleesch hij in de kuip had; Nkr. IX, 1 Mei p. 6: Ze weten wel, wat voor vleesch ze in de kuip hebben, en dat de arbeiders veel te laf en te beroerd zijn om zoo'n fooi niet aan te pakken; De Arbeid, 26 Dec. 1914, p. 2 k. 3; enz. In het fri. wite hwet flêsk men yn 'e kupe het. Voor Zuid-Nederland vgl. Waasch Idiot. 716 b: gewaar worden welk vleesch men in de kuip heeft, ondervinden dat er gelogen wordt.