Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Vroeg rijp, vroeg rot

betekenis & definitie

Gewoonlijk met het toevoegsel vroeg wijs, vroeg zot (16de eeuw bij Servilius 95*: vroech wijs, out sot); ‘een kind verstandigh voor de jaren, dat ziet men dickwijls qualijck varen’ (Cats I, 453).

In de 17de eeuw bij Cats I, 453:Vroegh rijp, vroegh rot.

Vroegh wijs, vroegh sot.

De Brune, 205: Haest rijp, haest rot; haest wijs, haest zot; V.d. Venne, 209: Wat vroegh rijpt, wil haest rotten; Tuinman II, 7: Vroeg ryp, vroeg rot, vroeg wys, vroeg zot Vernuften die voor en boven hunne jaaren verstand hebben plegen vroeg te sterven, of ras te verstompen; Adagia, 67: Vroegh weys, oudt sot; W. Leevend, VIII, 235: Zoo gaat het: vroeg ryp, vroeg rot, vroeg gras, vroeg hooi!; Harreb. II, 222; III, 323; Ndl. Wdb. XIII, 1424; Erasmus CLVII. In Zuid-Nederland: Vruuggroot, vruug rijp.

Vruugrijp, vruugbedorven of zot
(zie Antw. Idiot 1408). In de middeleeuwen zeide men tilic peert, tilic ghuyle (knol); nd. frou hingst, frou rune; eng. soon ripe, soon rotten.

< >