Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Splinternieuw

betekenis & definitie

D.w.z. fonkelnieuw, gloednieuw, d.i. zoo nieuw, dat het nog den gloed der nieuwheid draagt.

In de 17de eeuw spikspeldernieuw, zie o.a. Huygens IV, 27; Brederoo II, 204; Halma, 599; speldemieuw (bij Coster, 572, vs. 548; hd. dial. speitemeu). Splinternieuw (Halma, 600) zoowel als speldemieuw willen beide zeggen zoo nieuw als een pas afgehouwen splinter. Het voorgevoegde spik beteekent spijker (eng. spiek, spike; mnl. spike), zoodat het geheele woord beduidt zoo nieuw als een spijker, die pas uit het vuur komt en een splinter, die juist is afgehouwen; in het eng. zegt men eveneens spickand span new naast spandernew, span-fire-new. Kiliaen kent ook spelle-nieuwj. vier-nieuw. Bij Van Effen, Spect IX, 146 treffen we splinternieuw aan, dat ook aan Tuinman bekend is. Zie De Jager, Verscheidenheden, 325-328; V. Janus, 3,200; vgl. het hd. dial. splitterneu; splinterneu; funkelnagelneu, splitter fasernackt, eig. bis auf den letzten Splitter, die letzte Faser entblöszt (Borchardt, no. 11191)), dat te vergelijken is met het gron. splinternoakend (Molema, 397 a); de. splinterny zwe. splitterny zuidndl. spikspaandernieuw, splindernagelnieuw, splenternagelnieuw, vonkelnagelnieuw, speksponnieuwe.

< >