D.w.z. dronken thuiskomen.
Men was vroeger gewoon de zeilen te begieten, wanneer men in den wind op moest; ze vingen dan meer wind, zoodat het laveeren gemakkelijker ging. Daar nu een dronken man ook over de straat laveert, zegt men van hem, dat hij met een nat zeil loopt. Deze verklaring geeft Winschooten, 250. Eene bevestiging hiervan vindt men in het omschrift op het mondstuk van een grooten drinkhoorn van het schippersgild te Nijmegen (anno 1646), dat luidt:Met natte seylen ist goet laveere,
Die my veel drinckt salt oock wel leeren.
Zie verder Smetius, 190: Hij seijlt altijt met een nat seyl; hij heeft meer gedroncken dan gegeten; de Tien Vermakelikheden des Houwelyks (anno 1678), bl. 157: Veele andere die haar in brandewijn en andere stercke wateren verfoeyelijk vergeten, en schier den heelen dag met een nat zeyl loopen; Het Kind van weelde of de Haagsche Lichtmis (anno 1679) I, 116: Het gebeurde op zekere dag, dat wy ons gat zoo vol zoopen, dat wy genoeg te doen hadden om de regel te rooyen; wy gingen aldus met een nat zeil na het bosch toe; Sewel, 983; Tuinman I, nal. 24; Halma, 805: Met een nat zeil loopen,'t zeil nat maaken om den wind beter te vatten; met een nat zeil loopen, marcher comme un ivrogne; Schoolm. 316: Daar ik een nat zeil heb, zoo ben ik bang, dat de weg eer te breed zal zijn dan te lang; Ndl. Wdb. IX, 1582. In het Friesch: hy rint mei in wiet seil, synoniem van hij loopt met een vol zeil (Harreb. I, 342 b); vgl. ook het Gron. met 'n natte kös (karos) in hoes komen, doornat thuiskomen (Molema, 229 b); in Twente: 'tzeil vol hebben; De Cock , 240; Antw. Idiot. 1477: hij zeilt met volle zeilen, hij is dronken; zeilen, dronken loopen; Nav. 1897, 59: hij heeft te diep gezeild; fri. hyhad to djip syld. Vgl. eng. to be (or have) a sheet (or three sheets) in the wind; fr. avoir du vent dans les voiles.