Hieronder verstond en verstaat men het ledigen der beerputten, den druivenwingerd snoeien, dat bij nacht geschiedt, met woordspel tusschen bruid, sponsa, en het nu verouderde bruid, stercora liquida, drek, welke gelijkheid in vorm aanleiding gaf tot allerlei uitdrukkingen als de vuile bruid (drek); de bruid uitdragen, - trouwen, - leiden, den beerput ledigen; bruidleider, beersteker, nachtwerker (Mnl. Wdb. 1,1471; Stallaert I, 294 b; Tuinman I, 129).
Daar nu de menisten vroeger, in de 17de eeuw, als stemmige menschen bekend stonden en hunne bruiloften zonder veel rumoer vierden, evenals de nachtwerkers des nachts stil hun werk verrichtten, zoo werd schertsenderwijze deze werkzaamheid, deze stille bruiloft (woordspel met stille, geheim gemak?) een menistenbruiloft genoemd. In de 17de eeuw zeide men ook hiervoor zonder speulman bruiloft houden (zie Asselijn, Jan KI. vs. 7231)); thans in sommige streken ook bruiloft houden of bruiloften. Zie Bergsma, 32: bruloften, op bruloft gaon (Assen), den beerput leegen; Draaijer, 6 b: 't is hier van nacht menisten brülfte, de beerput wordt geruimd; in het Friesch: minniste bruiloft haide naast brulloftsje in denzelfden zin. In Ostende wordt een optrekkende beerwagen (-wagens) de bruiloft van Cana genoemd (De Cock , 276). Merkwaardig is ook het door Prick, 1297 vermelde ‘wedding, emptying a necessary house in and about London; Irish wedding, the emptying of a cess-pool.’ Vgl. nog Ndl. Wdb. III, 1635; 1657.