Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Iemand eene afroffeling geven

betekenis & definitie

Het wkw. afroffelen beteekent eigenlijk met een' roffel (d.i. een schaaf, die gebruikt wordt om het ruwste van het hout af te schaven) afschaven; de ruwe oppervlakte van een stuk hout wegnemen.

Figuurlijk wordt dit toegepast op personen; ze met woorden ruw aantasten, duchtig doorhalen, een ferme schobbeering geven wegens gepleegd verzuim of verkeerd gedrag; iemand eene afroffeling geven wil dus zeggen: iemand den mantel uitvegen, hem een (af)rammeling geven. Vgl. hiermede iemand afkammen (vgl. Teirl. 25: afkammen, afrossen), afrossen (eig. met de roskam; vgl. fr. étriller), iemand afborstelen; het 17de-eeuwsche afpluizen (= den mantel uitkloppen); afpeluwen; overden hekelhalen, enz. Zie Ndl. Wdb. I, 1294 en vgl. Waasch Idiot. 51: afroefelen (ook Antw. Idiot. 140; Teirl. 39); hd. einen Rüffel erteilen, kriegen en dialectisch einen rüffeln1); fr. une raclée; eng. a licking.

< >