Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Het zwarte schaap

betekenis & definitie

Hieronder verstaat men een onwaardig lid eener familie, iemand die uitgestooten moet worden, de verschoppeling; de naam kan ontleend zijn aan Genesis, 32, waar wordt medegedeeld, dat Jacob de zwarte schapen uit de kudde verwijderde.

Zie verder Harreb. II, 238: Er loopt al ligt een zwart schaap onder, men heeft meestal in elke familie een onwaardig lid; Kent. 73: Ik dacht gezorgd te hebben dat de familie zoo min mogelijk last had van het zwarte schaap, het afgesneden lid; Handelsblad, 12 Dec . 1920, p . 3 k .3 (O): Een zwart schaap in de familie, één die z'n moraal evenwicht niet kan bewaren; Nkr. X, 8 Januari p. 8: Ze kwamen dikwijls op de pastorie om de geestelike ongevraagd in te lichten over de toestand van zijn parochie en over het levensgedrag van verscheidene zwarte schapen; Nkr. VIII, 17 Jan. p. 4: De stem van langen Jan, den onverlaat, het zwarte schaap (zondebok) van heel den Raad. Vgl. het fr. la bête noire, une personne qu'on ne peut souffrir; Antw. Idiot. 1057: een zwart schaap in huis, in de familie, enz. hebben, bet. dat er onder de kinderen van het huisgezin een slecht kind is; eng. a blacksheep, een schurftig schaap (fig.).

Syn. hetzwarte beestzijn in Nkr. VI, 2 Nov. p. 4: Boykot staat je zelfs te wachten, ja jij bent nu 't zwarte beest; fri. it lilke beest wêze, de zondebok zijn; hd. er ist das schwarze Schaf in der Familie, von einem aus der Art geschlagenen Gliede; eng. the black sheep of the family.

< >