Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Dat zal hem zuur (of bitter) opbreken

betekenis & definitie

D.w.z. daar zal hij onaangename gevolgen van ondervinden; daar zal hij voor moeten boeten; eig. gezegd van spijzen, die uit de maag weer in de keel opstijgen en dan een zuren, onaangenamen smaak hebben; hem dus slecht bekomen. Zie Sartorius I, 5, 50: t Sal u in 't oogh komen druypen. t Wil u bitterlijck op-breecken; II, 2, 91: 't Sal u niet wel bekomen. 't Sal u noch opbreken; Marnix, Byenc. 198 r Hooft, Brieven, 411: Alzoo ik over acht daagen verstaan heb hoe zuur de kost, gesaust van U.E. naa den mondt van Manasses Ben-Israël, Uwer E. is opgebrooken; Vondel, Harpoen, 143; Den Eerelycken Pluckvogel, 243:

De Pastey-korst, die ick knaegh,

Sal daer na suer aen mijn maeg

Opcomen, opcomen, opcomen.

Daerom is 't dat ick wel wouw,

Dat ick noyt en had een vrouw

Genomen, genomen, genomen.

Zie verder Winschooten, 160; Heemskerk, Minnekunst (anno 1626), bl. 319; Huygens I, 174; Antonides, Traz/'l, 69; Tuinman I, 114; Halma, 455: Dat zal hem zuur opbreeken, hij zal daar veel van lijden, il s'en repentira, il le payera cher, il s'en mordra les doigts; Sewel, 504; in het Friesch: it scil dy sûr opbrekke. In Zuid-Nederland: dat zal u (zuur) opkomen (Schuermans, 436 a; Antw. Idiot. 900; 1505; De Bo, 793 a) of oprooien ( Waasch Idiot. 486 a); zie verder Ndl. Wdb. XI, 382 en vgl. hd. das wird ihm sauer aufstoszen; nd. dat sal di upgaren (as unsolten spek).

< >