(eig. Eduard Douwes Dekker, 1820-1887) Ned. schrijver.
Ging in 1838 naar Nederlands-lndië, kreeg een functie als controleur en klom op tot assistent-resident, eerst op Ambon, daarna in Lebak op Java. Kwam hier in conflict met de resident (hij beschuldigde hem van machtsmisbruik t.o.v. de inlandse bevolking) en nam ontslag. Hoewel hij feitelijk gelijk had in het conflict, kreeg hij geen eerherstel in Nederland, hetgeen leidde tot openbaarmaking in de beroemde roman Max Havelaar of de koffij-veilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij 1860. Hiervoor koos hij het pseud. Multatuli ( = Ik heb veel geleden). Hoogtepunten hierin zijn de toespraak tot de hoofden van Lebak en het verhaal van Saidjah en Adinda. Beroemd werd ook de roman Woutertje Pieterse 1890, een satire op het milieu waarin een begaafd kind uit de kleine burgerij opgroeit. Vorstenschool 1875 was een eertijds veelgespeeld stuk.M. publiceerde verder Minnebrieven 1861, met autobiografische fragmenten, sprookjes en parabels, en ideeën 1862-77 (7 dln.). Hij komt uit al dit werk naar voren als een zeer oorspronkelijk auteur, wiens kritische natuur en stilistische capaciteiten de na hem komende generatie diep beïnvloed hebben. Zo beschouwen de Tachtigers hem als hun voorloper.