(geb. 1924) VI. dichter en schrijver, was medeoprichter van 'Gard Sivik'. Zijn poëzie wordt gekenmerkt door grimmige, soms agressieve humor en kritiek op de maatschappij en de burger. Bundels o.a.: Partituur voor vlinderbloemigen 1953, Zeer verlaten reiziger 1954, Ziehier een dame 1958, Gewapend oog 1962, Drie partituren, 1962 (verzamelbundel). Levend voorwerp 1969, Afschuwelijke roze yoghurtman 1972, Linke Kornak 1974, Sneldrogende poëzie 1978, Uniek onkruid 1982 en Een vingerknip 1983. Proza: Met de noorderzon op stok 1960, Verbanningen 1964, De röntgenziekte 1966, Dank voor de blijdschap 1977, Binnenwaartse buiten-
staanders 1978, Het weeë gebeente 1982. De laatste vijf werken hebben als ondertitel 'Paraproza I t/m V'.