(geb. 1914)
Ned. dichter en journalist, zeer bereisd. Volgde enkele jaren een opleiding tot priester en studeerde archeologie. Zijn poëzie is lyrisch-romantisch, virtuoos, maar natuurlijk en eenvoudig. Zijn helder proza omvat talrijke novellen, verhalen, schetsen en reisboeken. Uit zijn werk spreekt nu eens sterke levensvreugde, dan weer doodsangst. Bekende bundels zijn Het gevecht met de muze 1940, Het zanduur van de dood 1941, Een voetreis naar Rome 1946, Het koningsgraf 1948, De karavaan 1953, Deussive natura 1981 (bombastische erotische poëzie) en Zeventig aforismen 1984. Proza: Morgen bloeien de abrikozen 1954, De wereld is een wonder 1959 (journalistiek werk). Dooltocht van een Griekse heid en Homeros' Odyssee 1965 (vertalingen). Een ladder tegen een wolk 1969, korte (misdaad)verhalen rond rechter Ooka, De laatste faun 1974 en Limburg, dierbaar oord 1976 (losse verhalen en schetsen). Rechter Ooka-mysteries 1982 bevat een keuze uit de Rechter Ooka-verhalen.