WYLICK (Mathias van), geb. te Arcen 28 Oct. 1703, overl. te Leuth (Pr.) bij Venlo 15 April 1789, zoon van Jacobus en van Maria op Wiss, was professor aan de latijnsche school te Venray, vervolgens vicarius in het cistercienserinnenklooster
Grafenthal-Neuklosterte Asperden bij Goch en sedert 20 Jan. 1738 pastoor te Leuth bij Venlo. Volgens een oud gebruik werden nog onder hem tot het jaar 1760 op Paaschmaandag wittebrood en op St.