NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Wissenbach, johannes jacobus

betekenis & definitie

WISSENBACH (Johannes Jacobus), geb. in Duitschland in 1607, overl. te Franeker 16 Febr. 1665, zoon van Johannes Wissenbach en Anna Reifenberg. Korten tijd studeerde hij aan de hoogeschool te Herborn, en vertrok in 1627 van daar naar Franeker, waar hij huisgenoot en leerling van zijn oom Justus Reifenberg werd. In 1630 begaf hij zich ter studie onder Matthaeus naar Groningen. Het gedrukte album studiosorum vermeldt op 3 Mei 1630 de inschrijving van Johannes Jacobus Wissenbuch Nassovius. Te Groningen verscheen in 1633 een verhandeling van zijn hand over de Emblemata Triboniani, de wijzigingen van Tribonianus in de geschriften der oude juristen bij de samenstelling van de Pandecten aangebracht ten einde deze met nieuwere toestanden in overeenstemming te brengen. Wissenbachs beschouwingen namen langen tijd een plaats van beteekenis in bij de studie over deze interpolaties. Zijn werk werd opnieuw uitgegeven als: Emblemata Triboniani, sive Leges Pandectarum, et Codicis, a Tribonianio interpoiatae, etad novi juris rationem inflexae (Fran. 1642), opgedragen aan P. Winsemius. Tribonianus werd later in bescherming genomen tegenover Wissenbach door Antonius Schultingh in diens inaugurale rede te Franeker van 1695 (zie I kol. 1463) en door Johannes Wybo in: Tribonianus ab emblematis Wissenbachii liberatus (1729). Dit laatste werk werd te zamen met Wissenbachs boek uitgegeven door Heineccius (Halae 1736). Een latere herdruk van W.'s boek is te vinden achter J.F. Ludovici Doctrina Pandectarum (Halae, Magdeb, 1760). Ontbrak het, vooral later, niet aan bestrijders, de eerste verschijning in 1733 vestigde Wissenbachs naam als geleerde. De uitgever van zijn Disputationes adinstituta (Fran. 1700) noemt het geschrift: ‘elegans opusculum, quod primo omnium in lucem emissum, videtur mihi praecipue aures hominum et januam famae Auctori patefecisse.’ De

juistheid hiervan wordt bevestigd door het beroep, dat in 1634 tot den nog niet gepromoveerden jongen man kwam, als hoogleeraar te Heidelberg. Op weg om dezen post te aanvaarden verkreeg hij te Marburg den doctorstitel. De oorlogstoestanden beletten hem echter Heidelberg te bereiken, waarop hij naar Groningen terugkeerde. In gezelschap van den baron van Zinzendorff maakte hij daarna een reis door Europa en keerde in 1639 in Franeker terug. Hier werd hij in 1640 professor Institutionum, verkreeg in 1643 den titel van professor ordinarius en werd hij in 1647 professor primarius. Aanzoeken van verschillende binnen- en buitenlandsche hoogescholen sloeg hij af en tot zijn dood bleef hij te Franeker. In 1646, 1654 en 1662 trad hij daar op als rector der hoogeschool. Zijn leerling en beschermeling Ulrik Huber volgde hem als rechtsleeraarop. Zijn grooten naam als jurist dankte hij in de eerste plaats aan zijn genoemd werk over Tribonianus. Kort na zijn optreden te Franeker geraakte hij in polemiek met Claudius Salmasius over de vraag of verbruikleening jure romano eigendomsovergang op den leener ten gevolge heeft. Salmasius' ontkennende beantwoording dier vraag werd door den utrechtschen hoogleeraar Cyprianus Regneri ab Oosterga bestreden; Wissenbach sloot zich bij die bestrijding aan in een verhandeling: Diatriba de Mutuo, esse alienationem (Fran. 1642), later nader aangedrongen door: Vindiciae Diatribae de Mutuo, esse alienationem (Fran. 1645). Beide zijn met de Emblemata Triboniani en enkele kortere verhandelingen herdrukt achter de uitgave zijner Disputationes ad Instituta Imperialia (Fran. 1700) door U. Huber. Zijn: In Libros VII Priores Codicis Dn. Justiniani Repetitae Praelectionis Commentationes cathedrariae (Fran. 1701) zijn versierd met zijn portret. De eerste uitgave daarvan verscheen te Fran. 1660, en is samengesteld uit onder zijn leiding verdedigde disputaties. Zijn Pandecten-disputaties (Fran. 1658) werden in 4en druk uitgegeven onder den titel: Exercitationum ad quinquaginta libros Pandectarum partes duae: quae in praecipuis cognituque maxime necessariis difficultatibus et controversiis commentarii vice funguntur (Lipsiae 1673).

W. is tweemaal gehuwd: 1o. met Elisabeth Cloppenburg, dochter van den hoogl. Johannes C. (I kol. 613); 2o. met Rixtia Domans.

Zijn door een onbekende geschilderd portret in het stadhuis te Franeker.

Zijn vriend Willem Cup hield zijn lijkoratie; zie verder U. Huber's Dedicatio voorde uitgave der Disputationes; Boeles, Friesl. Hoogeschool II, 180-184; Bouman, Geld. Hoogeschool I, 85, 136, 172, 262.

van Kuyk

< >