WIJCK (Jhr. Mr.
Hubert Alexander Maurits van Asch van), geb. te Utrecht 24 Sept. 1815, overl. te Assen 2 Febr. 1868, zoon van den volgende, werd 20 Dec. 1832 aan de hoogeschool zijner vaderstad als student in de rechten ingeschreven en promoveerde er zes jaar later (11 Juni 1839), op eene dissertatie de Delictis extra regni territorium admissis. Na zijne promotie vestigde hij zich te Utrecht als advocaat, werd secretaris van den Lekdijk Bovendams (1844), lid van den stedelijken raad (1846), en der Provinciale Staten (1850) en, nadat hij Utrecht een jaar lang (1853-54) in de Tweede Kamer had vertegenwoordigd, 6 Oct. 1857 andermaal, door Amersfoort, na herstemming met Mr. A.W. Engelen te Tiel, naar dat
lichaam afgevaardigd. Kort te voren (10 Sept.) had hij zijn praktijk nedergelegd en in het Provinciaal Gerechtshof zitting bekomen, dat hij 16 Sept. 1866 verliet, toen hij tot commissaris des konings in de provincie Drente benoemd werd. Zijn, door P.W.v.d. Weyer gesteendrukt portret staat in den Utr. Volksalmanak voor 1867.
Hij was tweemalen gehuwd: eerst te Utrecht 29. Mei 1845 met Henriette Hester des Tombe (geb. St. Michielsgestel 19 Nov. 1816, overl. Utrecht 13 April 1860); daarna te Zutphen 16 Oct. 1862 met Wilhelmina Christina Garlika Henriëtte Cornelia Retemeyer (geb. Nieuw-Amsterdam 17 Juni 1838, overl. Utrecht 16 Sept. 1882).
de Savornin Lohman
