NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Wichers, jhr. mr hendrik ludolf

betekenis & definitie

WICHERS (Jhr. Mr Hendrik Ludolf), zoon van Arend Ludolf W. en Wibbina Gerlacius, geb. te Groningen 10 Febr. 1747, overl. ald. 13 Mei 1840, genoot aldaar voorbereidend onderwijs en werd in 1764 aan de hoogeschool aldaar als student in de rechten ingeschreven. Reeds in 1767 verdedigde hij onder prof. van de Wijnpersse een verhandeling De moralitate juramentorum; in 1770 werd hij tot doctor in de beide rechten bevorderd op proefschrift De principio juris cogendi. Hij vestigde zich als praktiseerend advocaat in zijn geboortestad, maar wijdde zich tevens aan rechtshistorische onderzoekingen. In 1777 gaf hij uit Lexhominum communis secundum mentem Hugonis Grotiiproposita etexplicata (Gron. 1777), waarin hij het volkenrecht naar de beginselen van Hugo de Groot uiteenzette. Intusschen was hij in de regeering gekomen, nam verschillende ambten waar en fungeerde in 1781/2, 1784/5, 1791/2 en 1794 als raadsheer. Door de revolutie van 1795 werd hij uit de regeering verwijderd; eerst in 1802 kwam hij weer in het ambtelijke leven terug en was voornamelijk in den dienst der financiën werkzaam. In 1805 benoemde Schimmelpenninck hem tot lid van den Raad van State, welk ambt hij ook onder Lodewijk Napoleon bleef bekleeden. In 1807 benoemde deze hem tot landdrost van het departement Stad en Lande van Groningen; onder Napoleon bleef hij als prefect van het departement van de Westereems dezelfde functiën vervullen. 13 Mrt. 1813 werd hij ontslagen en vervangen door den franschman Petit de Beauverger. Na de revolutie van 1813 werd hij door koning Willem I benoemd tot lid van den Raad van State, welk ambt hij evenwel in 1820 met behoud van den rang en titel van Staatsraad nederlegde. Hij keerde toen naar Groningen terug, waar hij tot zijn dood bleef wonen. Hij was curator der groningsche academie (1789-1795,1814-1828). Zijn gepubliceerde studiën zijn van historischen aard. Hij gaf een studie over Oude Groningsche munten, voornamelijk die in het Stadsboek voorkomen ( Werken Pro Exc. Iure Patrio, III). Maar vooral is hij bekend gebleven om zijn grondige Verklaring van het Tractaat van Reductie (Gron. 1794,2 dln.), die over deze materie nog het standaardwerk is.

Hij was gehuwd 28 Apr. 1771 met Aren dina Bertling (1750-1827).

Zijn portret is gelithographeerd door J.E. Elink Sterk.

Zie: H.O. Feith in Mengelwerk der Groninger Courant, 19 Mei 1840; Hand. Lett. 1840, 36 vlg.; Ned. Adelsboek 1906, 559.

Brugmans

< >