NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Weijden, martinus van der

betekenis & definitie

WEIJDEN (Martinus van der), geb. 30 Mei 1800 te Aarlanderveen, gest. te Paramaribo 14 Oct. 1826. Hij begon zijn lagere studiën op de buitenschool van Ravenstein en voltooide ze te Hageveld bij Velsen, dat onder de leiding stond van president van Bommel. 2 Oct. 1820 werd hij ingeschreven onder de studenten van het seminarie te Warmond, doch heeft zijn theologische studiën niet aldaar maar te Hageveld verricht, geholpen door den president en de overige leermeesters dier kweekschool.

Oorzaak van dezen ongewonen maatregel was gebrek aan de noodige hulpkrachten op het kleinseminarie. V.d.W. moest derhalve een gedeelte van zijn eigen studietijd opofferen om onderricht te geven aan de studenten van Hageveld. 4 Aug. 1824 is hij priester gewijd, en zijn eerste H. Mis werd door Broere, die toen tot de hoogste klasse van het klein-seminarie behoorde, dichterlijk herdacht. V.d.W. heeft zijn onderricht voortgezet, totdat Hageveld in het najaar van 1825 werd gesloten. Een nieuwe werkkring moest thans gezocht worden en de gewezen leeraar van Hageveld besloot zich te wijden aan het missiewerk in Suriname. Prof. v.

Wyckerslooth van Warmond, die tevens protector was der surinaamsche missie, zal waarschijnlijk als raadsman zijn opgetreden bij de keuze van dezen nieuwen levensstaat. Immers juist terzelfder tijd kwam het bericht dat de laatst overgebleven missionaris in die kolonie, Ludovicus van der Horst, was gestorven en van zijn voormaligen leerling had v.W. goede verwachtingen. Deze werd dan te gelijk met een anderen jeugdigen priester van de hollandsche missie, Joannes Groof, door den protector van Suriname ter benoeming aan de Propaganda voorgedragen; weldra volgde voor beiden de aanstelling en werd v.d. W. tevens benoemd tot apostolisch prefect. Als zoodanig is hij de eerste geweest die onmiddellijk door den H. Stoel aan het hoofd der surinaamsche missie is geplaatst.

In de helft van Dec. 1825 verlieten beide missionarissen de reede van Texel en 8 Febr. 1826 kwamen zij te Paramaribo aan. Vier dagen later volgde de ontzegeling van het tabernakel in de oude huiskerk aldaar en 4 Maart daaropvolgend zegende de prefect de nieuwe steenen kerk in, welke door zijn voorganger was gebouwd. In Sept. 1826 ondernam hij een reis naar de melaatschen, welke in het verplegingsoord Batavia waren ondergebracht en diende aan 120 personen het Doopsel toe. De arbeid in dit vreeselijk oord van lijden berokkende hem den dood; reeds koortslijdend kwam hij naar Paramaribo terug en bezweek eenige dagen later, nog slechts 26 jaren oud. Zijn laatste gedachten waren gewijd aan de ongelukkigen op ‘Batavia’, zooals blijkt uit brieven, welke in de Katholiek zijn geplubliceerd; voor hen bestemde hij het laatste, waarover door hem kon beschikt worden. Toen in 1840 Mgr. van Bommel de eer van Hageveld had te handhaven, beriep hij zich onder meer op de heldenloopbaan van V.d.W. in Suriname, om aan te toonen, welke voortreffelijke vruchten het onderwijs van Hageveld had opgeleverd.

Zie: K.M.A.L. Wulfingh, Beknopte Gesch. derKath. Missie in Suriname (Gulpen 1884) 192; De Katholiek 1889, I, 137; Leesberg, Gedichten van Mgr. Broere ('s Gravenh. 1880) 300; Brief van van Bommel, bisschop van Luik aan den hoogleeraarMatthys Siegenbeek ('s Gravenh. 1840) 11.

Hensen

< >